Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [85]Dit zal [86]hun [87]in hun ogen als een [88]ijdel waarzeggen zijn, [omdat zij] met eden beedigd zijn [89]onder hen; maar [90]hij zal der [91]ongerechtigheid gedenken, [92]opdat zij [93]gegrepen worden. 85. Dat is, deze uwe profetie. 86. Te weten den Joden. 87. Dat is, in hun oordeel; zie Job 18:3. 88. Hebreeuws, een waarzeggen der ijdelheid, of leugen; vergelijk onder vs.29. 89. Namelijk de Joden met de Egyptenaars, of ook andere omliggende volken, die den Joden met den eed beloofd hadden, dat zij hen tegen de Chaldeen beschermen zouden. Sommigen verstaan het van den eed met welken zij aan den koning van Babel verplicht waren; uit het volgende. 90. Namelijk de koning van Babel. 91. Versta, de ontrouw en meinedigheid, die de koning Zedekia in het breken van het verbond, gemaakt met Nebukadnezar, bewezen had. 92. Namelijk de Joden in Jeruzalem wonende en daaronder behorende. 93. Of gevangen, of ingenomen worden; dat is door wapenen overwonnen, overweldigd en gevankelijk weggevoerd worden.